woensdag 27 mei 2015

De laatste zorgeloze zomer deel 2

Nee, ik kreeg geen vrij. Op Hemelvaartsdag 1995 vroeg ik om of het mogelijk was de volgende dag met iemand te ruilen of dat men het met een mannetje minder kon doen. Nope, helaas. En zeker niet om een gekke reden als een mogelijke kaartverkoop van concerten die nog niet eens zeker waren. "De Duitsers hebben lang weekend. Het is hier topdrukte, dus helaas: je moet morgen gewoon komen." Mijn bijbaantje waar ik zo vaak terecht kon om extra pecunia te verdienen, weerhield mij nu even. Ja ik kon weer extra centen vergaren, maar ik had het nu liever uitgegeven.

Inmiddels was duidelijk geworden dat The Stones  - Lees hier mijn verhaal van gisteren - op zowel vrijdag als zaterdag een concert in Paradiso gaven en de kaartverkoop op vrijdag ergens in Amsterdam zou plaatsvinden. Rock's Hottest Ticket - zoals de Amerikanen dat zo mooi zeggen - ging aan mij voorbij.

We reden die zaterdagavond toch naar Amsterdam. Een mooie lenteavond over een grotendeels verlaten snelweg. De Soundtrack laat zich raden: Memory Motel, Waiting on a friend, Moonlight Mile, Fool to cry,  Time waits for no One. We spraken over wat had kunnen zijn. Regelmatig vielen de gesprekken stil en tuurden we stil voor ons uit. Ieder in zijn eigen gedachte. Ik zag de late voorjaarszon die in de verte het asfalt kuste. 'Time can tear down a building, or destroy a woman's face. Hours are like diamonds, don't let them waste.' De magische woorden van Jagger vulden de stilte.


Nee, we hadden geen illusie alsnog stiekem Paradiso binnen te kunnen glippen. Al werd uit latere verhalen duidelijk dat er mensen vlak voor de show van straat werden geplukt en toch nog naar binnen mochten. Net zo stil als we lange tijd tijdens de autorit waren geweest, zo stil stonden we even later ook aan de overzijde van de Amsterdamse poptempel. We staarden naar het doek met de tong. Tonight: The Rolling Stones. Daaronder een banner: uitverkocht. Ja, alsof we dat niet wisten. De spanning die binnen vast nog vele malen groter moet zijn geweest, was ook buiten op straat voelbaar. Ik baalde niet echt. Zoals eerder al vermeld: ik leefde een zorgeloos leven. De avond was mooi. We waren toch stiekem onderdeel van een magische avond.

Ons doel was het Museumplein. Een paar honderd meter achter Paradiso stond een videoscherm. Daarop was het concert van die avond rechtstreeks te volgen. De sfeer was er bijna surrealistisch. Met tienduizenden turen naar een scherm en toch het gevoel hebben er bij te zijn. Alsof je dus in een stadion naar een Stonesconcert gaat en ergens ver af op het veld besluit dat het videoscherm beter is dan de miniatuurpoppetjes op het podium. Sommige bronnen spraken van 60.000 fans. Anderen wisten het zeker: minimaal 100.000 mensen. Hoeveel het er precies waren, vond ook niemand echt belangrijk. We zongen mee. We applaudisseerden. We juichten. Zeker toen Jagger ons vanuit het podium in Paradiso toesprak. "People on the squaaare…. caaaan yaaa heeeaarrr meeeee" 

Het werd een fantastische voorjaarsavond. Ergens stond een klein kraampje waar mensen blikjes fris kochten. Een enkel kraampje voor tienduizenden rockfans. Geen wandelend, bierdrinkend of piesend plebs. Geen gezwets. Iedereen die er was - alle 50.000 of alle 100.000 - iedereen kwam voor dat ene legendarische concert. Iedereen kwam voor The Stones. Voor de muziek. Niet voor randzaken. We kwamen voor dat ene moment dat ruim twee uur duurde. Dat ene moment dat misschien wel nooit meer voorbij zou gaan. Al tuurden we gezamenlijk naar dat ene scherm; we hadden toch een beetje het gevoel er bij te zijn. Met tienduizenden in Paradiso. Het gevoel van de jaren 60 - of in ieder geval datgene wat volgens velen dat tijdperk zo juist weergaf - was die 27e mei 1995 voelbaar in het centrum van Amsterdam. Ik weet ook bij God niet wat het echte gevoel van de jaren zestig is, maar als ik het al denk te weten, dan was het er die avond. Ergens van Paradiso tot aan het Museumplein.

Na de show slenterden we langs de grachten. Jagger, Richards, Watts en Wood zouden per bootje terug gaan naar het Amstelhotel. Dat werd verteld. Net zoals die woensdag gebeurde er niets. Maar nu tuurde ik niet alleen. Honderden staarden over het water. Iedereen stond stil langs het water. De nacht was al gevallen. De sfeer rondom het Leidse Plein was relaxed, loom en zomers. De spanning van die week was stilletjes in de meute verdwenen. Zij die wel binnen waren geweest, vertelden aan iedereen die het horen wilde hun verhalen. Hun ervaringen. Hoe mooi de setlist was. Hoe de spanning vooraf in de zaal voelbaar was. Hoe mensen bij binnenkomst gesorteerd werden: lange en lelijke mensen naar de balkons want de band maakte video-opnames. Voor 25 piek waren zij echt getuige geweest van één van de meest legendarische concerten ooit in Nederland. 

De avond en die nacht sloot ik Amsterdam definitief in mijn hart. De sfeer tijdens die laatste dagen van mei was magisch. Nee, ik was niet binnen geweest. Had niet de heilige poptempel betreden. Wel had ik als een idioot urenlang op de stoep van een hotel gebivakkeerd en als een dwaas geapplaudisseerd voor een videoscherm. Hoe mooi kan het zijn om niet je te doel te bereiken, maar juist door alles van een afstand te bekijken toch een onvergetelijke avond te beleven? 

Tijdens de terugreis naar Venlo waren we nog stiller dan op de heenreis. Misschien ieder voor zich realiserend hoe goed het leven tijdens die dagen was en hoeveel moois ons die avond toch had geboden. "Drink in your summer. Gather your corn. The dreams of the night time will vanish by dawn," zo zong Jagger.  Twintig jaar na dato zijn die zorgeloze dagen van mei 1995 nog steeds niet vergeten. De zomer van dat jaar evenmin. Mijn laatste zorgeloze zomer. Als student. Rondreizend van Amsterdam naar Londen. Van Parijs naar Praag. Een zorgeloos leven. Een zomer lang. En die laatste echte zorgeloze zomer begon in Amsterdam. Tijdens de laatste dagen van mei 1995. Het was goed er bij te zijn. Al was het niet echt… maar toch. 

Rob

dinsdag 26 mei 2015

De laatste zorgeloze zomer - deel 1

Het is deze dagen niet alleen twintig jaar geleden dat Ajax de Champions League won. Er gebeurde tijdens die laatste dagen van mei 1995 veel meer in onze hoofdstad. The Rolling Stones waren in Amsterdam ter voorbereiding op het Europese gedeelte van hun Voodoo Lounge tour. Behalve de repetities verzorgden ze tevens twee unieke clubconcerten in Paradiso. Ik was er een beetje bij, maar niet echt. Een persoonlijke terugblik in twee delen op een paar prachtige lentedagen in mei 1995.

Om het feestje van Ajax op te leuken zouden Jagger & Co een kort optreden verzorgen op de dag van de huldiging. Op het Museumplein. Althans zo klonk het gerucht, de dag nadat de Godenzonen het grote AC Milan in Wenen hadden verslagen. Als het gerucht al op enige waarheid berustte dan was de plaatselijke politie er in ieder geval niet blij mee. De huldiging trok massa's voetbalfans naar de stad; een gratis optreden van The Stones zou voor complete chaos zorgen.

Ik studeerde in die periode Psychologie in Nijmegen. Had er een gezellige kamer in een fraai pand op de Annastraat en leidde een redelijk zorgeloos leven. Voldoende vrienden en vriendinnen in mijn eigen Venlo, prima contacten met medestudenten op de Universiteit, een bijbaantje dat voor uitstekende inkomsten zorgde, veel legendarische stapavonden en een veilig thuisfront waar ik in de weekenden volledig in de watten werd gelegd. Wat kan een mens zich nog meer wensen?

Dankzij Hemelvaart stonden er een paar vrije dagen op de agenda. Op die woensdag de 24e mei - de dag dat Ajax dus de CL won - pakte ik mijn tas vol vuile was en studieboeken en wandelde al vroeg naar het station. In plaats van de trein naar Venlo vertrok ik naar Amsterdam. Dankzij de OV-kaart hadden wij als studenten nog het recht om gratis kriskras door Nederland te reizen. Amsterdam was dus mijn bestemming. Als groot liefhebber van The Rolling Stones wilde ik weten wat er gebeurde in de hoofdstad. In die dagen het Mekka van de Internationale rockmuziek. De enige informatie die ik had, was dat de band in het Amstel Hotel verbleef en dat er geruchten waren over 'geheime concerten' in Paradiso.

De liefde voor Ajax bestond al, maar de stad Amsterdam was voor mij nog grotendeels onbekend terrein. Aangekomen op het Centraal Station nam ik dan ook heel patserig een taxi en zei - alsof het de normaalste zaak van de wereld was - tegen de chauffeur: "Amstel Hotel alstublieft." Keurig werd ik bij het prestigieuze hotel voorgereden en de portier -voorzien van hoge hoed en statig kostuum  - opende met een fraaie buiging voor mij de taxideur en nam direct mijn tas aan. "Welcome Sir, how can I help you?" Ik - gekleed in spijkerbloes en jeans - keek de man enigszins verbaasd en wereldvreemd aan. "Euh, ik kom voor The Stones." De vriendelijke lach op zijn gezicht veranderde direct in een starre grimas. "Oh!" Zo klonk het enigszins nukkig. "Die zijn hier niet." Ik lachte en rekende ondertussen bij de taxichauffeur mijn rit af. "Oh jawel hoor." Terwijl hij weer de trappen van het hotel betrad, zei hij nog minzaam en zonder zich om te draaien: "U kunt aan de overzijde plaats nemen."

De goede man had gelijk. Net nadat hij zijn woorden had uitgesproken, vroeg ik mijzelf af: "Wat doe ik hier eigenlijk? Wat ga ik nu doen?" Daar zat ik. Op een soort bloembak in het midden van de straat met een tas vol studieboeken en vuile was; turend naar de deur van een duur hotel waar veel mensen in en uit liepen, maar er geen enkele aanleiding was om in een stuip te schieten. Geen Jagger, geen Charlie, geen Keith, geen Ronnie, geen limousines. Niks.

Plots voelde ik dat een paar vriendelijke ogen mijn kant uitkeken. Een man van middelbare leeftijd, eveneens in het bezit van een reistas, keek mij vol verwachting aan. "Are you also here for our friends or are you a professional photographer," zo zei hij terwijl zijn hoofd een knikkende beweging naar mijn tas maakte. Hij moest eens weten wat er in zat. Maar, ik begreep zijn boodschap en zijn doel. "Well.. Yes… but just a fan," zo liet ik hem met een enigszins beschamend lachje weten. Hij kwam uit Italie. Speciaal voor The Stones. Er sloot zich nog iemand bij ons aan. Wel een professionele fotograaf. Deze mijnheer verwachtte dat twee idiote fans voor de deur van het Amstel hem wel de nuttige informatie konden geven over die belangrijke gasten van dat hotel, maar vooral ook over hun agenda van de komende dagen. Nee dus. Al snel waren de Italiaan en ik voor hem niet meer belangrijk. Mijn lotgenoot hield mij die middag op die bloembak voor het hotel gezelschap en we spraken over van alles. Vraag me niet meer precies waarover. Waarschijnlijk over Jagger, Paradiso en misschien ook wel over die Champions League finale van die avond.

Ja, die finale. Die wedstrijd die ik absoluut met mijn vrienden in een Venloos cafe wilde bekijken. Halverwege de middag droop ik dus maar af. De terugreis naar huis zou nog zeker twee uur duren. Wat had ik er nu gedaan? Gezeten. Gekeken. De tijd zitten doden? In gesprek met een Italiaan over een gedeelde passie en andere aardse bijzaken. Geen info over die geheime concerten, laat staan over een eventuele kaartverkoop. Geen Jagger of wie dan ook die naar buiten kwam gelopen om mij even persoonlijk de hand te schudden. De vriendelijke Italiaan vertelde welke tram ik moest nemen om weer terug bij Amsterdam Centraal te komen. "Good luck. Maybe I will see you at the Paradiso this weekend," zo lachte hij nog. "Maybe," zo klonk enigszins vertwijfeld mijn antwoord. Wat wist hij wat ik niet wist? En om weer naar Amsterdam te reizen voor… ja voor wat? Ik was 's ochtends ietwat naïef in de trein gestapt met de illusie dat ik het daar wel effe zou regelen. Op de foto met Mick & Keith, info over de concerten en een kaartje voor die nog steeds niet bevestigde shows.  Een ervaring rijker, een illusie armer, zo heet dat dan zo mooi.

Eenmaal in de trein vergat ik voor even The Stones. Terug in Venlo keek ik met vrienden de CL-finale in een klein cafe en zag Kluivert, Davids en al die anderen wenen van geluk. Wenen in Wenen. Ook wij waren blij. Ajax had gewonnen zoals de Amsterdammers in die periode eigenlijk altijd wel wonnen. We dronken bier en keken na afloop op straat naar andere gelukkige mensen. Niemand die ons iets deed. Het leven was mooi en zorgeloos. Ik hield me enigszins in. De volgende dag - Hemelvaart - moest ik weer fris en monter present zijn in de plaatselijke, maar internationaal georiënteerde supermarkt. Daar werkte ik als Gastheer. Een baantje dat misschien wel vergelijkbaar was met die mijnheer van het Amstelhotel die een half etmaal eerder zo vriendelijk het portier van mijn taxi had geopend. Ook ik sprak tijdens mijn werk de mensen in een andere taal aan en moest in tegenstelling tot hem wel blijven glimlachen. Daar paste geen kater bij. Een dolle boel zoals die avond en nacht in Amsterdam werd het in Venlo sowieso niet, maar die laatste dagen van mei 1995 waren mooi en zorgeloos. En ze zouden nog veel mooier worden.

Rob


maandag 11 mei 2015

Dat ongrijpbare fenomeen

Het was ergens iets na half negen, afgelopen vrijdag. De 32e minuut van de wedstrijd VVV-NEC. Melvin Platje zet de thuisclub met een echt spitsendoelpunt op een 1-0 voorsprong. Op dat moment gebeurde er iets in Stadion De Koel. Een ongrijpbaar en niet te bevatten of omschrijven fenomeen daalde neer op de spelers en supporters van de Venlose club. Het was een heilig moment; alsof een hogere macht alles met een geel-zwart hart weer kracht gaf.


Het was niet mijn doel om die dag negatief te zijn, maar als ik al met iemand over de wedstrijd sprak dan waren daar uitdrukkingen als 'laatste potje van deze voetbaljaargang' of 'het nieuwe seizoen, begint morgen al'. Tevens stuurde ik een twitterbericht de wereld in waarin iets stond als 'vanavond afscheid van keeper Mäenpää'. Toen bij mij de onderliggende boodschap doordrong, wiste ik het bericht weer snel. Ook Dagblad de Limburger sprak in een beschouwing al over een verloren seizoen. Die 90 minuten van vrijdag leken niet meer van belang. De focus was al gericht op de transferperiode. De conclusie was getrokken. Dit was met recht een verloren seizoen.

Vlak voor de wedstrijd liet een vriend weten vanwege een verjaardag niet in het stadion te kunnen zijn. We hadden een week of twee eerder afgesproken nog een keer samen een wedstrijd van VVV te bezoeken en dan onze oude plek aan de lange onoverdekte zijde in te nemen. "Niks aan te doen," zo appte ik hem terug. "Spreken we ergens van de zomer af bij een oefenpotje of direct in augustus bij het begin van de nieuwe competitie."

Ik was me wederom niet bewust van de achterliggende boodschap van mijn bericht. De ontvanger wel. Die reageerde gevat:"Ik zie je optimisme. #playoffs'. Er verscheen een lach op mijn gezicht. Weer was ik er in gestonken, zonder dat ik met de pest in mijn lijf in het stadion zat of negatief gestemd was. Nee, sterker: ik had er zin an, maar keek vooral uit naar volgend seizoen. Dit seizoen was op die 90 verplichte minuten na voorbij. De opkomst van de spelers onderstreepte mijn gevoel. Natuurlijk was de erehaag die de spelers van VVV-Venlo voor de kampioenen uit Nijmegen vormde fantastisch. Ik had er zelf in de week voor de wedstrijd ook over nagedacht. Hulde voor de initiatiefnemer. Maar daarna zag ik dat de spelers van NEC een beetje onwennig omkeken: komen die gekke Venlonaren nu nog? Wat volgde was een zouteloze gang van 22 spelers naar de middenstip die niet paste bij de erehaag van 30 seconden eerder. Waar dit eerbetoon in Engeland gewoon is en iedereen zijn rol kent, daar leken de acteurs van afgelopen vrijdag zich toch niet helemaal prettig te voelen bij deze plichtpleging. "De lamlendigheid waarmee ze het veld oplopen, geeft inderdaad aan: laatste pot," dat was de zin waarmee de korte digitale conversatie met de vriend die op die verjaardag was eindigde.

En toen was daar die 32e minuut met een typische spitsengoal van Melvin Platje. Een 4.000 paar armen rezen naar de hemel om vervolgens snel in de binnen- of broekzak naar de grootste vriend van deze avond te grijpen: het mobieltje. Deze trouwste vriend van de moderne mens vertelde dat bij Sparta-De Graafschap nog de bekende brilstand op het scorebord stond. Voor hen die niet bekend zijn met het belang van deze avond: bij puntverlies van Sparta zou VVV mee mogen doen aan de play-offs om promotie naar de eredivisie. En we geloofden er plots allemaal heilig in. Dat niet te omschrijven fenomeen had zich van iedereen met een geel-zwart hart meester gemaakt. Er gebeurde iets op het veld en op de tribunes. Er was geloof. Geloof en hoop op een goede afloop.

Over die - pak em beet - 15 seconden (het moment dat de voet van ene Platje de bal raakte en het volgende moment dat de 0-0 tussenstand in Rotterdam tot iedereen doordrong) kunnen boeken geschreven worden. Sterker: daarvan zou iedere zichzelf respecterende regisseur een prachtige film of indrukwekkende documentaire kunnen maken. Waar is dat fenomeen? Hoe ziet het eruit? Waar komt het vandaan? Wat is de ware kracht? Niemand die het weet. Wat wel duidelijk was: het fenomeen nam in het volgende uur sterk aan kracht toe. Het zorgde voor een avond waarop iedereen op een bepaald moment weet: dit kan niet meer mis gaan. En het ging niet meer mis: VVV won, Sparta speelde gelijk. De Koel roerde zich weer. Voor het eerst sinds… zeg het maar: twee, drie of misschien wel vier jaar.

VVV mag daardoor vanavond voor de 21e keer in de historie van de club mee doen aan de nacompetitie/playoffs. Minimaal twee, maximaal zes wedstrijden. Niemand kent het verloop. Reguliere krachten zijn niet bepalend. Macht en geld zijn niet zaligmakend. Want vaker dan ooit zal het fenomeen van zich doen spreken. Het fenomeen gaat krachten los maken. Bij wie of waar? Dat is het mooie van dit niet bevatten verschijnsel. Het daalt neer: als niemand het verwacht. In Oss, Emmen, Breda, Venlo of waar dan ook. "VVV heeft het momentum niet meer," aldus een verslaggever van VI-radio vanmiddag toen hem de vraag werd voorgelegd of de Venlonaren een kans hebben in de play-offs. Daar kan hij wel eens gelijk in hebben; maar hij hield geen rekening met dat ongrijpbare fenomeen. Net zoals ik afgelopen vrijdag niet.

Rob

donderdag 7 mei 2015

Wel of geen charme offensief?

Het is alweer een maand of twee geleden, ergens begin maart. Ik was vanwege een interview op de terugreis vanuit het hoge Noorden. Op mijn voicemail stond het bericht van een dame van het Vincent van Gogh. Ze had mijn brief gelezen en wilde met spoed een gesprek. De inhoud van de brief ging over de uitspraak van de klachtencommissie over onze klacht jegens een Geriater in Vincent van Gogh (Wangedrag, onduidelijkheid over het gebruik van medicijn, misstanden op de afdeling et cetera). De uitspraak was zowel bedroevend als lachwekkend. Maar zoveel was ons tijdens de zitting in november al duidelijk geworden. Mijn broer en ik waren de boosdoeners. Wij hadden in 2014 tijdens onze correspondentie en contacten met de kliniek (waar onze dementerende moeder bijna 11 maanden psychisch werd mishandeld) de woorden jurist en pers laten vallen. Schande, zo oordeelden de leden van de klachtencommissie. Wij waren degene die de hoofdschuldige waren als het ging om slechte communicatie. Ik liet de kwestie even rusten, maar besloot toch om nog voor één keer mijn hart te luchten en stuurde op 20 februari een brief naar Vincent van Gogh. Een reactie hadden wij niet meer verwacht. 

Ik belde het nummer van de mevrouw die het voicemailbericht had achtergelaten. Ze was blij dat ik zo snel reageerde en liet weten geshockeerd te zijn door de inhoud en de toon van mijn brief en wilde met spoed om tafel. Ik hoorde haar enigszins verbaasd aan. Een jaar lang waren wij beschimpt en als lastpakken weggezet en nu had ik iemand aan de lijn die door de toon van mijn brief was aangeslagen en met spoed een gesprek wenste. "Mevrouw, ten eerste zijn wij klaar met Vincent van Gogh en ten tweede: wie bent u eigenlijk?" De dame aan de andere kant van de lijn had wel haar naam genoemd, maar wat haar relatie tot de kliniek was, was voor mij onbekend. "Ik ben de hoogste baas. Boven mij komt niemand meer. Ik ben de Voorzitter van de Raad van Bestuur." Goed, dat was andere koek. Toch wilde ik eerst met mijn broer overleggen of we alsnog met haar in gesprek wilde gaan. "Ongeacht in welk bespreking ik zit, als uw nummer in mijn display verschijnt, neem ik direct op." Ze leek echt serieus en iets in mij slaakte een kleine zucht van opluchting.



Uiteindelijk stemden mijn broer en ik in met een gesprek en al de volgende dag werden wij ontvangen op de locatie Venlo. Een assistente heette ons meer dan vriendelijk welkom. Zij toverde direct een uitrijkaart tevoorschijn. "Dan hoeft u geen kosten te maken voor het parkeren," zo liet ze met een allervriendelijkste lach weten. In de vergaderruimte zat de Voorzitter van de Raad van Bestuur plus de Geneesheer Directeur. Op de tafel stond een grote schaal met luxe broodjes. "Wat gaat hier allemaal gebeuren," zo flitste het door mijn hoofd. Wij kregen plotseling overal gelijk in. De uitspraak van de klachtencommissie was niet juist, er was toch plots meer onrust rondom die arts en alles was tot nu toe wel bijzonder ongelukkig verlopen. Het had alle schijn van een charmeoffensief. Hoewel dit ontkend werd, twijfel ik daar nog steeds aan.

Wij kregen een soort van helpende hand aangereikt. Zij wilden gezamenlijk naar een oplossing toewerken. Maar in in principe was het te laat. Onze moeder is bijna elf maanden lang geestelijk mishandeld. Wij zijn door een arts bedreigd en geïntimideerd geworden. Hij betichtte ons van leugens en deed uitspraken als "Ik had jullie moeder bijna van de afdeling afgeflikkerd." Diverse andere personeelsleden benaderden ons redelijk cynisch, zette ons het mes op de keel of lieten telkens weer blijken hoe lastig wij wel niet waren. Ik had deze misstanden vele malen via mails naar diverse betrokkenen duidelijk gemaakt, maar er gebeurde niets. Echt totaal niets. Een helpende hand was voor ons te laat. Zeker voor onze moeder, maar ook wij zijn bijna het hele jaar 2014 door een hel gegaan en werden totaal niet serieus genomen.

Het was echter ons doel om andere mensen (patiënten en hun families) te beschermen tegen het gedrag van deze narcistische en bijzonder agressieve arts. De man die waarschijnlijk een angstcultuur binnen de kliniek creëert. Door nu de helpende hand te accepteren, konden wij dat doel misschien toch bereiken. Inmiddels loopt een onderzoek door een extern bureau op de afdeling waar onze moeder verbleef. Tijdens gesprekken in de afgelopen weken en schriftelijke correspondentie kwam echter nooit meer de naam van die arts terug. Laat staat zijn gedrag. Het heeft er inmiddels alle schijn van dat het onderzoek voor de goede vorm wordt uitgevoerd. Net zoals bij de klachtencommissie lijkt de focus puur gericht op 'enigszins ongelukkige communicatie'. De uitslag van het onderzoek denken wij dan ook te weten. Wie betaalt, bepaalt… toch? Een aanpassing van een aantal protocollen, een tik op de vingers voor deze of gene en daarna… niets meer. Als dat zo is, kan ik nu al zeggen: helaas, wij gaan door.

Dagblad de Limburger publiceerde vanmorgen uitgebreid over deze kwestie (Zie hier onder. Door op de afbeeldingen te klikken worden deze vergroot). Het is onze hoop dat er nog veel meer lotgenoten cq slachtoffers van deze gevaarlijke arts zich melden. Twee personen hebben gelukkig inmiddels van zich laten horen. Komt dit verhaal je bekend voor: meld je dan. Bij mij, maar in ieder geval niet bij Vincent van Gogh zelf.

Rob







woensdag 6 mei 2015

For those about to Rock…...

Ergens in de zomer van 2003 zag ik ze in het voorprogramma van The Rolling Stones. Op een immens grote gortdroge vlakte in Oberhausen. Stof, beton, kiezels, nog wat stof, verdord gras en nog veel meer stof. Ik en nog drie Venlonaren tussen 80.000 Duitsers. 40.000 stonden er voor mij; 40.000 achter mij. Van zowel AC/DC als Jagger & Co heb ik niets gezien. Wel veel gehoord. 'Highway to Hell meets Sympathy for the Devil,' zo was op de speciale eventshirts te lezen. Op de achterzijde van het shirt de datum van die dag: Friday the 13th. Ik weet niet of het management van beide bands deze datum bewust gekozen hadden of dat het lot hun deze duivelse dag had toebedeeld.

Maar goed, het was tot gisteren de enige keer dat ik AC/DC live in actie had gezien.  Een kleine anderhalf uur in daglicht spelen voordat The Greatest Rock 'n Roll Band in the World hun toenmalige 40-jarige jubileumshow opvoerde. Schitterende combi hoor: AC/DC meets The Rolling Stones, maar als voorprogramma heb je een band dan toch niet echt gezien. Ook niet als ze op een festival spelen. Althans dat is mijn bescheiden mening. Een band gedijt het beste als ze voor eigen fans spelen met de show en setlist waarover goed is nagedacht. Niet weggemoffeld als voorprogramma of om een uurtje te vullen tussen tig andere namen op één van de ontelbare festivals die deze wereld rijk is.

Het werd dus tijd dat ik AC/DC eens echt live ging zien. Wij behoorden tot de 35.000 gelukkigen die een kaartje hadden weten te bemachtigen voor de officiële wereldpremière van deze tournee. Binnen 10-15 minuten was de show in Arnhem uitverkocht. Met dat bezoekersaantal is het in ieder geval de kleinste show van het Europees deel van deze tour. Zoals het optreden in Keulen. 80.000 voornamelijk Duitsers op een open vlakte naast het stadion van de plaatselijke voetbaltrots. Dat kan overigens ook bijzonder indrukwekkend zijn. Wij hadden gisteren het voorrecht niet eens zo heel ver van het podium te mogen staan. Daar in een zaal met voornamelijk bierdrinkende 40 plussers (ja een aantal had trots hun kroost meegenomen) vroegen wij ons voor de show af hoe het met de stem van Brian Johnson gesteld zou zijn en of de band nog wel een beetje op tempo zou kunnen spelen. Ja dus! AC/DC gaf de fans waar ze voor kwamen; waar ze op gehoopt hadden. Een twee uur durende reis langs diverse ultieme Classic Rock songs. Drie tracks van hun meest recente album 'Rock or Bust' en voor de rest… vul zelf maar in: Highway to Hell, Whole lotta Rosie, Back in Black, TNT, Thunderstruck, High Voltage, You shook Me All Night Long, Hells Bells et cetera et cetera. Daar kwamen wij voor. Die kwamen al die andere mensen voor. In een retestrak tempo en met de kenmerkende schelle stem.

De lichtshow was imponerend, het geluid redelijk goed. Het Gelredome is natuurlijk eigenlijk net zo'n beroerde galmbak als de Amsterdam Arena. Eigenlijk zou het verboden moeten worden daar nog concerten te organiseren. Ook vanwege de verdere publieksonvriendelijke aanpak. Maar, dat terzijde. Op de gigantische videoschermen leek het alsof Angus Young al na 20 minuten bekaf was. Het zweet gutste van zijn voorhoofd, zijn verdwaasde blik leek op die van een marathonloper die zwoegend aan zijn laatste kilometers bezig is. Maar Angus ging door. Twee uur lang. Over dat grote podium.

Dat zweet, die blik; beiden bleven, maar de 60-jarige gitarist ging dus door. Sterker: op het einde van de show was daar die oneindige gitaarsolo tijdens Let there be Rock. Nee, deze keer geen semi-striptease. Misschien dacht Angus: 'het is mooi geweest. Ik ga hier niet meer in mijn onderbroek staan.' Contact met het publiek zocht hij verder ook niet. Hij liet het over aan zanger Brian Johnson. De man met de pet is één brok sympathie. Hij heeft de grijns van een goedzak. De grijns van een man die weet wat er in de wereld te koop is. Een ervaren rot die je niets meer wijs maakt. Bijzonder spraakzaam was hij overigens niet. Wat hij zei was afkomstig uit het boek der grote rockclichés. Iedere band kan ze gebruiken. Hij kan ze in elke stad toepassen. Maar ook dat is AC/DC: geen ballast. Dat het misschien leuk voor de fans zou zijn als Angus Young - die al decennialang een woning op steenworp afstand van het Gelredome heeft - iets in het Nederlands tegen de menigte zou zeggen; ook daar heeft AC/DC geen boodschap aan. Ze komen om te doen waar ze goed in zijn en wat de mensen verwachten. Een fantastische stadion-act neerzetten. Dus inclusief imposante lichtshow, confettikanonnen, vuurwerk, een bijna levensechte opblaaspop, echte kanonnen, maar vooral die uit duizenden herkenbare klassiekers. Daar maak je als ervaren rockers verder niet veel woorden vuil aan. Zelfs niet als die zes kanonnen aan het einde van For Those About to Rock zwijgen. Toen was de band namelijk al verdwenen. Geen buiging, geen laatste woord van dank, geen adieu. Om er maar eens cliché uit te gooien: ze kwamen, zagen en overwonnen. Iedereen meer dan tevreden naar huis. Niemand die zich bekocht gevoeld kan hebben.

Ik heb ze nu gezien. Als fervent concertbezoeker en groot liefhebber van het Classic Rock genre stond dit met stip op één van mijn bucketlist. Ik kreeg waar ik voor kwam. En misschien nog wel beter dan ik vooraf verwacht had. Die ouwe lullen bands; ze blijven imponeren. Op alle fronten. "We will show you how the big boys do it," zo zei KISS-bassist Gene Simmons ooit bijzonder hooghartig bij de presentatie van hun reuniontour. Een band die ik overigens volgende maand ga bekijken. En misschien had de man met die tong wel gelijk. Alleen de Big Boys kunnen wat AC/DC gisteravond flikte.

Rob

zondag 3 mei 2015

Ryley Walker

Hij liep weg. Ik vond hem even eenzaam; dat trapje omhoog, het hoofdpodium op en dan naar de backstage area. Het had bijna even iets triests. Of reflecteerde daar iets van mij zelf in? Zojuist had hij in amper een half uur een ijzersterke set neergezet op het kleine podium. Het is mij te simpel om hem het etiket van singer-songwriter te geven. Het is helaas een in Nederland behoorlijk uitgemolken en weinigzeggend genre geworden. 

Het is beter om te zeggen dat Ryley een gitarist is plus zanger die experimenteert met traditionele folk, minimalisme, freestyle, jazz en een vleugje 60's pop. Vergelijkingen met Nick Drake, Richard Thompson en Tim Buckley zijn terecht. Ik moest bij het eerste nummer even aan zijn sound wennen, maar het was vervolgens al snel duidelijk: hier zat een idee achter. Ryley maakt geen muziek om te scoren. Ryley wil de luisteraar prikkelen door een fikse dosis spanning in zijn muziek te verstoppen. Liedjes die de kans verdienen om te groeien. Hij of zij die echt luistert, kan dit alleen maar beamen. De muziekliefhebber is nieuwsgierig. Het publiek tijdens de eerste editie van het Down by the River festival in Grenswerk, Venlo waardeerde zijn act en zijn muzikale visie. Al stond hij slechts op het kleine podium en speelde amper hij een minuut of 25. Hij stond er en hij speelde. Net zoals hij dat een avond eerder in Paradiso, Amsterdam had gedaan.

Een oude radio, een schemerlamp en drie tapijtjes vormden zijn decor op een beperkt aantal vierkante meters, maar Ryley wist wat hij deed. Zelf een bijna brekende snaar bracht hem niet van de wijs. "Part of the show, folks." Daarna liep hij dus weg. Niemand keek nog naar hem om. Hij baande zich met het hoofd omlaag en twee gitaren om de schouders een weg tussen de mensen die hem amper drie minuten eerder nog een ovationeel applaus hadden gegeven. Bij dat trapje naar het hoofdpodium leek hij een compliment te krijgen. Hij knikte vriendelijk en leek de boodschapper met een kort en bescheiden 'Thank you' te belonen. Daarna liep hij weer verder: alleen. Hoofd een beetje omlaag en met die twee gitaren. Vanaf het hoofdpodium naar het backstage deel van Grenswerk. Ryley leek tussen die gordijnen voor altijd te verdwijnen. Ik dacht aan hem: was hij nu alleen op tour? Leidde hij het leven van de eenzame, nog onbekende muzikant? Alleen, met dat hoofd omlaag en die twee gitaren? Niemand die even met hem kletste? Over ditjes en datjes? Over de show? Over de voor hem onbekende stad vol mensen die hij mogelijk nooit meer ziet? Is die eenzame wandeling na een optreden ook part of the show? Duikt hij na ieder optreden een groezelige hotelkamer in? Voor dit leven zei Ryley zijn baan op. Dit is wat hij wil. Eenzaam of niet. Dit is het leven waar hij voor koos. "Touren is mijn therapie," zo liet hij recentelijk in een interview weten.

Ryley speelde na deze 25 minuten nog een kwartiertje buiten.. Down by the River… bij een bruggetje over de Maas. Een paar tracks. Ik koos er voor hem daar alleen te laten en die 25 betoverende minuten op mij te laten inwerken. Even later dook hij weer op aan de zijkant van het kleine podium om te aanschouwen hoe één van zijn collega's het er af bracht. 25 jaar jong is hij. Een snotneus. Ja, snotneus dat mag ik hier wel zeggen zonder dat iemand mij op de vingers tikt. Zo werd hij namelijk recentelijk in een artikel op een Nederlandse muzieksite genoemd. Maar het is wel een bijzonder getalenteerde snotneus. Loopt hij nu alleen door lege Venlose straten of zit hij een stille treincoupé al op weg naar een volgende stad? Dwalen zijn gedachten dan af naar zijn thuis? Naar Southside Chicago? "Er bestaan bepaalde plekken in mijn hoofd, open omvangrijke gebieden, waar ik vrij kan ademen," aldus Ryley. Dat hoofd vol open plekken neemt hij overal mee naar toe. Waarschijnlijk is hij tijdens iedere stap die hij zet bezig om die open plekken te vullen. Met woorden, zinnen, verhalen, melodieën en liedjes om ons een volgende keer weer te betoveren en vervolgens weer anoniem tussen de mensen te verdwijnen. Het hoofd omlaag en twee gitaren om zijn schouders.  It's all part of the show.

Die Ryley Walker. Een nieuwe held lijkt geboren.

Rob